dinsdag 15 januari 2008

samen 2

Het tweede beeld kan uiteraard wel bestaan bij de dagdroom omtrent het doodmaken van Perec.
Een tarantinesk beeld.
Maar misschien kan het volgende beeld dit beeld 'corrigeren'
of verduidelijken dat het de verbeelding van de hoofdpersoon betrof.
In werkelijkheid durft hij Perec niet doodschieten
uit vrees helemaal alleen achter te blijven. 

Groet-PT

samen

Beste Mandi,
Het eerste beeld vind ik bijzonder geslaagd.
Het bezit de juiste sfeer,
of beter een sfeer die ik me kan voorstellen bij de tekst.
Het is namelijk niet te 'hard'.
Precies de reden waarom ik weinig enthousiast ben over het tweede beeld:
te eendimensionaal.
De hoofdpersoon is meer dan enkel een huurmoordenaar of soldaat
die loopt te zwaaien met zijn geweer.
Hij is bang om alleen achter te blijven.
Hij is bang.

Graag zou ik een beeld zien dat het verhaal
als het ware een eigen wending geeft.
Ik bedoel: niet het beeld als illustratie, maar als mede-verteller.
Een beeld dus waarop ik literair kan reageren. 

Groet-PT
 
 

maandag 14 januari 2008

Voorstel sfeer 2

Sfeerbeeld 2. De ik-persoon die in zijn fantasie Perec vermoordt. (Had hij hier misschien al eerder ervaring mee? Misschien was hij wel huurmoordenaar in zijn verleden of heeft hij een geschiedenis bij het leger?)

Voorstel sfeer 1


Sfeerbeeld 1. Een verlaten stad, niets te zien, niets te horen. Een gasaanval.

zaterdag 5 januari 2008

Aanzet kortverhaal door Peter Terrin

Voorstel titel: De aanval
Perec kijkt niet om, hij gebaart met zijn schouder dat ik hem op de voet moet volgen. We drukken ons tegen de muur van een hoog gebouw aan, onze schouders glijden over de glanzende gevelsteen. Een ander geluid kan ik niet horen, niet in de hele stad, nergens. Er moet een gasaanval zijn geweest, er vliegt niet één duif door de lucht, maar het vreemde is dat wij zonder maskers kunnen ademen.
Hoe lang geleden heeft de aanval plaatsgevonden?
Ik zie nergens lijken, mensen die zich op straat hebben gestort in de hoop op zuurstof, redding, terwijl hun gelaatstrekken wegteren, verdwijnen in de gaten van hun schedel. En wat doen wij in de stad? Waarom zijn wij niet ergens ter plekke, op post. Bewakers blijven op post, die gaan niet door de stad patrouilleren. Wat is er in Perec gevaren? Ik zou hem moeten ombrengen. Ik zou hem makkelijk kunnen doden. Ik hoef slechts mijn pistool op te richten en een kogel door zijn achterhoofd te jagen, en Perec is voorgoed van de aardbol verdwenen. Hij is zo kwetsbaar als een mens.
Ik concentreer me op de plek waar zijn wervelkolom in zijn hoofd steekt. Doorheen de varkensharen zie ik heel precies de ronding van het gebeente. Ik zou de loop tegen de basis duwen en in een hoek naar zijn voorhoofd mikken, zodat de kogel de langste baan door zijn hersenen beschrijft. Het kan, niemand zou mij in verdenking stellen. Maar ik doe het niet, ik schiet hem niet dood. Uit zelfbehoud spaar ik Perec het leven. Ik volg hem op de voet. Het lijkt het enige waartoe ik nog in staat ben. Zonder Perec zou ik me langs de gladde gevelsteen naast zijn lijk op de grond laten zakken en wachten op wat mij overkomt.
(...)